Sound of Surinam (2): Big Jones, Oscar Harris, Edgar Burgos
- Nieuws
- Sound of Surinam (2): Big Jones, Oscar Harris, Edgar Burgos
'Poku' voor de 'Yeye'.
Vooropgesteld, kolonialisme was verkeerd, om nog maar te zwijgen van slavernij. Feit is wel dat Suriname hierdoor onlosmakelijk is verbonden met ons koude kikkerland en dat heeft ons op muzikaal vlak geen windeieren gelegd. In het kader van het 40-jarige jubileum van de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 2015 maken wij een bloemlezing van Surinaamse poku (muziek) voor de yeye (ziel). Vandaag deel 2. Lees hier deel 1.

4. Big Jones
Marius Liesdek verkocht worst. En hij was visser. Maar dat deed hij eigenlijk alleen maar om zich te voorzien in dagelijks brood, want als het aan Liesdek aan lag, maakte hij de hele dag muziek. Dat doet hij onder de artiestennaam Big Jones en met zijn His Kawinaband. Kawina is creoolse volksmuziek die zich na afschaffing van de slavernij over Suriname verspreidde, heeft elementen van gospel en maakt vaak gebruik van het 'call-and-response'-principe (één stem vraagt iets, een koor geeft antwoord). Voeg je er een drumstel aan toe, wat vanaf de jaren '70 veel gebeurde, krijg je de veel bekendere kaskawi-sound. Jones kon geen bladmuziek lezen, maar speelde op gevoel een kwatro, een kleine gitaar. Bekende nummers zijn 'Busi Bana', 'Alla Pikin Nengre' en 'Ba Anansi'. Big Jones had 's middags een radioshow bij Radio Apintie, waar hij kawina en kaseko draaide.
Faja Lobbi
Eén van Nederlands meest succesvolle filmregisseurs, Herman van der Horst, maakte in 1960 de film Faja Lobbi, een documentaire (in kleur!) die de binnenlanden van Suriname laat zien aan de hand van de rivier Marowijne en de daaraan palende dorpjes, waar Creolen (Afro-Surinamers), Hindoestanen, Javanen, Chinezen, Boeroes (afstammelingen van Nederlandse immigranten), Indianen en Marrons (bosnegers) een bestaan probeerden op te bouwen. Big Jones komt ook voor in de film, waarin hij het nummer Ferplikti Payman zingt met een aantal kinderen. Faja Lobbi won op het filmfestival van Berlijn een Gouden Beer voor beste documentaire.
5. Oscar Harris
Oscar Harris wordt op 30 november geboren in Albina in Suriname. In 1963, hij is dan 20, vertrekt hij naar Nederland om een studie te volgen tot architect. Twee jaar later loopt hij in Amsterdam Ruud Seedorf tegen het lijf en samen richten ze het bandje The Twinkle Stars op, waar Harris de leadzang voor zijn rekening neemt. Aanvankelijk treedt het Surinaamse collectief op in het studentencircuit met hun beat- en latinmuziek, later gemixt met soul en funk.
Hun eerste single 'T.O.P. verschijnt in 1969 en wordt onmiddellijk een hit. Niet veel later treedt ook Billy Jones toe tot Twinkle Stars en 'zij scoorden nog hits met 'Try A Little Love' en 'Soldiers Prayer'. Het grote succes droogt op in 1973, waarna Harris als solo-artiest aan een nomadisch bestaan begint en door heel Europa tourt. In 1979 komen de Twinkle Stars weer bij elkaar, dopen zich om tot Thunderstorm en meten zich een meer disco-imago aan. Met Thunderstorm tourt hij nog lange tijd door Nederland, terwijl Harris ook energie blijft steken in zijn solo-carrière. En niet zonder succes, want in 1980 scoort hij met 'Song For The Children' zijn grootste hit, zelfs buiten Europa. Naarmate de jaren tachtig vorderden, raakt Harris meer en meer in de vergetelheid, ook vanwege de niet zo succesvolle samenwerking met de Haarlemse Debbie. Harris blijft optreden, veelal in de anonimiteit en werkt in 2005 mee aan het remixalbum Dutch Rare Food van C-Mon & Kypski.
6. Edgar Burgos
Hij treedt nog altijd met Trafassi, waar zijn publiek voor zeventig procent uit Nederlanders bestaat. Maar dat vindt Edgar Burgos heerlijk naar eigen zeggen, omdat hij zich kan profileren als een Nederlandse artiest met Surinaamse roots, die tropische muziek maakt. Ruim 62 jaar geleden werd hij geboren in de wijk Frimangron, wat vrijmansgrond betekent en waar de eerste slaven zijn vrijgelaten. En je zou het misschien niet zeggen op het eerste gezicht, maar dat heeft best invloed op Burgos gehad. Want hoewel zijn bekendste hit het lollige en onbekommerde ‘Wasmasjien' heette, was Burgos met zijn Trafassi geëngageerder dan je denkt. En heus niet alleen omdat zijn opa de oprichter was van de Progressieve Surinaamse Volkspartij en aan de wieg stond van de eerste vakbond in Suriname. In 1975 had Burgos de hoofdrol in een musical die opgevoerd zou worden in het kader van de naderende onafhankelijkheid, maar Burgos was het daar eigenlijk helemaal niet mee eens. Hij was voor een geleidelijke weg naar onafhankelijkheid en hij vreesde grote spanningen tussen etnische groepen in Suriname als het in één keer onafhankelijk werd. Hij bedankte voor de rol en vertrok naar Nederland.
Op de strontkar
In Suriname begon hij zijn eerste bandje op de mulo, Firestone genaamd, naar het bandenmerk dat hen sponsorde. Ze speelden op schoolfeesten, maar begeleidden ook grote namen als Mighty Sparrow, Ben E. King, Arthur Conley en Miriam Makeba wanneer die optraden in Suriname. Door deze optredens werd Burgos in Nederland al gauw gevraagd om zich aan te sluiten bij Happy Boys, waarvan frontman Lieve Hugo net was overleden en waarmee hij kaseko, latin en reggae speelde. De band stopte ermee in 1981, waarna Burgos en twee andere leden van Happy Boys Trafassi oprichtten, wat ommekeer betekent. En die naam was niet lukraak gekozen, omdat in thuisland Suriname inmiddels Desi Bouterse aan de macht was. Eén van de eerste nummers ging over dit bewind: 'Brombere', wat strontkar betekent en die in Suriname uitgroeide tot populaire protestsong. In Nederland waren het juist 'Wasmasjien' en 'Strijkplank' die hoge ogen gooide. In de jaren '90 verloor Trafassi zijn relevantie en verdween in het schnabbelcircuit. Pas vorig jaar verscheen Trafassi weer aan de oppervlakte, toen raplabel TopNotch een verzamelabum uitbracht van Trafassi in de serie 'Sranan Gowtu' (Surinaams goud). Daarnaast ontving Burgos de Amsterdamse Andreaspenning vanwege zijn verdiensten voor multicultureel Amsterdam.



